terug naar lijst

Een smartlappen-epos in één bedrijf voor absoluut iedereen.

Vitalski, de begenadigde verteller en nachtburgemeester van Antwerpen, duikt onder in de mysteries van passie, wetenschap en onbereikbare liefdes. Als Professor Pierre Lasson, eminent onderzoeker en genomineerd Nobelprijswinnaar in de categorie celdeling en menswetenschappen, in het wafelhuis de dochter ontmoet van de Smartlappenzangeres, slaat hij voor het eerst van zijn leven op tilt.
Te zwaar tegen de kast geschopt of gewoon verliefd, afgewezen en blauw gelopen, slechts één ding kan deze situatie redden: een Kloon van hemzelf. Deze Kloon heeft onmiddellijk de juiste toon te pakken; in een roes van miserie en zelfverwaarlozing krijgt hij de Smartlappenkoningin op haar knieën. Professor Pierre gaat in de tegenaanval, door de grenzen van de meest ultieme melancholie alsnog te verleggen.
Of hij het haalt? Dat is niet zeker, want nog pathetischer dan dit schone smartlappendichtsel, kan zelfs Hazes niet worden...
Met Dolly 1 en Dolly 2, stier Herman, het Monster Van Frankenstein en de toffe Leguaan in bijrollen van groot belang.

Tekst en performance: Vitalski
Live muziek: Mauro Pawlowski
Acteer-, poppen- en videogeweld: Tania Kloek, Ilke Turpijn en Filip Peeters
Techniek: Filip Timmerman en Bruno Smeyers
Regie: Marc Maillard
Dramaturgie: Roel Verniers
Poppen, kostuums, decor, productie van Marc & Patrick Maillard, Filip Peeters, Moniek Jakobs, Kristin Van der Weken, Ina Peeters en Suzie Gielkens
Coproductie Theater Froe Froe / Villanella


Première op 17 april 2004 te 16.30 u.
ALLES GAAT DOOR IN DE VRIJE VAL Namenstraat 7 2000 Antwerpen - Zuid


EEN STUKSKE TEKST VAN DE EERSTE REPETITIEVERSIE
EERSTE DERDE KLOON

*Pierre:

(goed, misschien vindt niet direct iedereen
mijn verhaal super-interessant,
d’r zijn zoveel verhalen;
maar ja, - nu zijn ik hier…)

mijn probleem,
en dat zeg ik niet gaarne,
want dan denken de mensen natuurlijk
dat ik wil stoefen,
maar mijn probleem is een beetje
dat ik té intelligent zijn;
daar komt dat op neer; ik zijn té slim
voor waar te zijn.

dat komt,
ons vader was ook al een hele slimme
of toch in elk geval een hele schrandere, ik zal het zo zeggen;
en ons grootvader dat was een hele sluwe
en die z’n vader, ons betovergrootvader, dat was een hele clevere.
en die z’n vader, die was ronduit geniaal;
die heeft letterlijk – letterlijk! – het warm water uitgevonden.

en ons moeder
die had een héél goei geheugen.
voor de rest was die misschien wat minder
maar die had een héél goei geheugen
als ik eens iets verkeerd deed,
tien jaar later wist die dat nog.

en bon, ik zijn van ons moeder en ons vader maar een vermengeling
en daarom zijn ik, sorry dat ik het moet zeggen,
de slimste mens dat er ooit op dees planeet heeft rondgelopen –
met als uitzonderingen natuurlijk leonardo da vinci,
kepler en madame cury.

mijne kop die weegt ongelooflijk zwaar,
wat wilt ge: hier zit er een olifantengeheugen,
ik heb twaalf wijsheidstanden
en zelfs met mijne neus kan ik kweetnihoe hard nadenken.
ik onthoud alles en ik weet bijna alles.
of god bestaat, dat weet ik juist niet, maar voor de rest
weet ik eigenlijk alles.
ik ken alle nummers van den telefoonboek
ik ken alle namen van alle kandidaten die dat ooit hebben willen meedoen
met het eurovisiesongfestival; enfin,
ik weet en ik begrijp meer dan dat ik het soms zelf besef.
en natuurlijk,
dat slim zijn heeft zijn voordelen.
ik heb nooit veel huiswerk moeten maken.
soms, als ik echt héél hard nadenk, dan kan ik
ongeveer op voorhand
te weten komen
wat dat de uitslag van de lotto gaat zijn –
gisteren wist ik dat dat een getal ging zijn tussen de vijf en de negen,

maar voor de rest heeft dat slim zijn
eigenlijk ook wel een hele hoop NADELEN.
om eerlijk te zijn, als ik zo rondkijk, dan voel ik mijn eigen,
omdat ik zo slim zijn,
voel ik m’n eigen meestal verschrikkelijk eenzaam,
kunt ge dat geloven?
d’r is niemand met wie dat ik echt goed kan klappen.
meestal is dat precies of heel de wereld rond mij
is één grote kleuterklas
precies of het leven is één groot kindertheater
precies of ik moet m’n eigen altijd zo’n beetje bukken
en in simpelder woorden klappen, dan dat ik eigenlijk zou willen,
dan dat ik eigenlijk zou kunnen,
omdat ze me anders gewoon niet verstaan.
verstaat gijlie mij?

ik zeg wel tegen de mensen, bijvoorbeeld:
“’t is goei weer vandaag”, - als het goei weer is,
maar bij m’n eigen denk ik dan:
oh nee als die infrasolaire stralingen ons poolkappen maar niet gaan indebiteren.
maar dat durf ik dan niet te zeggen. want niemand zou me verstaan.
ze zouden zeggen: wat een dikke nek!
als mijne maat hier thuiskomt met een nief cd-ke…
- dan zeg ik wel: amai da’s een plezant mopke muziek, -
maar bij m’n eigen denk ik dan: jongens,
die trillingen sorteren wel effect op van mijn buis van eustachius.
want ik weet dat wij in ons oren minstens één buis van eustachius hebben ziten.
maar hij weet dat niet,
dus dan durf ik dat niet zeggen.

dat komt er dus op neer dat ik precies enig zijn in mijn soort.
en dat ik met niemand kan omgaan gelijk dat ik het zou willen.
met als gevolg dat ik soms heel de dag voor een spiegel staan.

(PIERRE STAANDE VOOR SPIEGEL)

die begrijpt mij! die weet wat ik bedoel.
die zie mij gaarne, die verstaat mij…